dinsdag 27 november 2007

Paul McCarthy, HEAD SHOP/SHOP HEAD


In het S.M.A.K. in Gent loopt de tentoonstelling Head Shop/shop Head van de Amerikaanse kunstenaar Paul McCarthy. Na veel lovende recensies (o.m. in Focus Knack) te hebben gelezen ging ik een kijkje nemen.

De metershoge ketchupfles op het dak van het museum springt meteen in het oog. De inkomsthal voorbij stap je een andere wereld binnen. Het woord inferno komt spontaan bij me op. Ben ik van de rechte weg afgedwaald? Het SMAK onderging overigens serieuze verbouwingswerken om McCarthy's enorme sets te huisvesten.

Het eerste wat ik zie is een piraat met een enorme neus (uiteraard een fallus) die zomaar iemands been afhakt. Elders op de wanden worden overal vreemde, op het eerste gezicht bloederige beelden vertoond. McCarthy nam meer dan 200 uur filmmateriaal op van een soort piraten/slagersorgie met tonnen ketchup en verf, anders kan ik het niet beschrijven. Deze beelden zijn dan ook de rode draad doorheen de tentoonstelling.
McCarthy wil hiermee niet zozeer taboes doorbreken, maar levert eigenlijk kritiek op de consumptiemaatschappij. De piratenorgie is een groteske parodie op de kaskraker Pirates of the Caribbean. In het SMAK staat ook het piratenship (en het reddingsbootje) waarop dit groteske feest plaatsvond.

Het bloed in de taferelen op de muren is duidelijk ketchup, en McCarthy benadrukt voortdurend dat alles fake is. We kijken voortdurend naar seks en geweld op tv en we consumeren er op los. Door deze hedendaagse obsessie in het absurde door te trekken, plaats hij het menselijke gedrag in perspectief en kaart de hypocrisie van de consumptiemaatschappij aan.

Ook met president Bush loopt McCarthy niet hoog op. In de volgende ruimte staat The Bush Train, een beeldhouwwerk van een tiental Bush'en die op een tafel vol lege drankflessen gezwind een polonaise uitvoeren. Op de muren krijgen we een reeks foto's die progressief het verhaal vertellen van een avondje uit met Bush, de Queen Mum en Osama Bin Laden. Drie acteurs met enorme maskers op laten zich volledig gaan op de foto's. Hoe verder langs de muur je wandelt, hoe minder verticaal de personages afgebeeld worden, en hoe minder kleren ze aanhebben. Op de laatste foto, in hard rood licht genomen, liggen de drie naakt op de grond in hun eigen uitwerpselen.

Verder opmerkelijke werken zijn the forest, een heus bos(je) waar twee mechanische poppen respectievelijk een boom en de grond aan het neuken zijn. Ook het mechanische varken, getiteld Greed is niet te versmaden, vooral in contrast met de platte reclamepanelen aan de wanden naast het varken.

Dit infernaal pretpark is een tentoonstelling zoals ik er maar zelden gezien heb. McCarthy's kunst is choquerend en provocerend, maar bovenal passioneel, hard en ronduit geschift.

Kortom, een aanrader voor elke zichzelf respecterende kunstminner die een sterke maag heeft.
Nog tot 17 februari in het S.M.A.K. in het Citadelpark te Gent.

zondag 25 november 2007

Danske placeren


Ik hou van mijn geboortestad, Gent. Ik hou van de sfeer, haar cafés. Maar op één gebied laat deze stad me in de steek.

Heb je ook zo van die dagen dat je echt zin hebt om een danske te placeren? Dat het ongelooflijk kriebelt om de heupen nog eens in beweging te zetten?

We kunnen naar de ‘Charlatan’ of ‘den Deca’ gaan. Heel hip dat zeker, en vooral de ‘juiste’ muziek. Maar soms is ‘juist’ zo fout, heb je even geen zin in de meest hippe vogels van Gent om je heen.
Dan smeekt mijn lijf om een goed ‘Britneyke’ of een lekkere George Michael. Geen ‘Fredo en Tang’ dan voor mij, maar eens goed met de kont draaien op zijn Shakiriaans.

De plaatselijke scoutsfuif lijkt op het eerste zicht nog een goed idee. Maar na een uurtje worden de ‘oma komt ook nog eens langs’-blikken me iets teveel. We bestellen nog een goedkoop pintje en maken dat we zo snel en ongezien mogelijk wegraken.

Alternatieven? Natuurlijk, ‘De planchee’ of ‘het geduld’ zijn er ook nog.
Heel fijn allemaal, zolang je erin slaagt om de iets te gretige blikken en schuimende lippen van het overjaarse publiek te negeren.
Neen, met de uitvijzerskoten hebben we het ook wel gehad.
Blijft nog over, een ‘8O’s night’, eens per jaar in een bekende cultuurtempel.

Lijkt het geen gat in de markt? Een leuke plek waar toffe jongens en meisjes eens de beentjes kunnen strekken op de muziek die een deel van hun jeugd bepaald heeft.
Of sta ik alleen in mijn verlangen om af en toe eens ‘Britney’s slave’ uit te hangen?

zondag 18 november 2007

What the fuck?


De correctionele rechtbank van Aarlen heeft een 82-jarige pedofiel veroordeeld tot drie jaar cel met uitstel. Een betrekkelijk lichte straf zou je denken.

Maar het wordt volledig belachelijk als je eens een blik werpt op de feiten waarvoor de man veroordeeld is.

De dader is erin geslaagd om 37 jaar ononderbroken zijn drie dochters, nichtje en vier kleindochters te verkrachten. Hij deed dit telkens wanneer hij met zijn slachtoffers ging wandelen.

Ommetje maken met opa, neen bedankt.

Ernstige feiten, dat zeker. Maar de rechter oordeelde dat het nodig was om toch wat vergevingsgezindheid te tonen. De man is immers hoogbejaard en lijdt aan kanker.

Blijkbaar zijn bepaalde rechters niet opgezet met het verhoogde vertrouwen van de burger in justitie de laatste jaren.

Het tij kan snel keren.

vrijdag 16 november 2007

Journalistiek kan ook anders (deel twee)



Waarschijnlijk nóg beter dan Palestine, maar al minder actueel, is Safe Area Gorazde(240 pagina’s) over de oorlog in ex-Joegoslavië. Joe Sacco(zie voorgaande post) bracht 4 maanden door in Bosnië in ‘95-’96. Naast heel wat interessante politiek-historische informatie brengt Sacco net als in Palestine vooral de menselijke kant van oorlog. Sacco brengt opnieuw verhalen aan het licht die zelden of nooit naar voor komen in conventionele berichtgeving.

De journalist-striptekenaar concentreert zich dit keer vooral op de moslimenclave Gorazde, waar hij 4 weken spendeerde. Gorazde werd voortdurend bestookt door Bosnische Serviërs tijdens de oorlog. De enclave had geen elektriciteit, geen stromend water, en geen contact met de buitenwereld. Sacco maakte de beschietingen van heel dichtbij mee en vreesde meermaals voor zijn leven. Hij veroordeelt ook het gedrag van de VN tijdens het conflict. Deze strip is niet voor gevoelige lezers.

Ik raad beide strips heel hartelijk aan. Journalistiek, en dan vooral oorlogsverslaggeving, hoeft niet altijd droog te zijn. Ik heb er een paar nachten niet van geslapen. Echt waar. Voor ik dit boek las wist ik niet dat dit aparte medium (strips?) zo krachtig zijn kon. Een uitgebreide bibliografie van deze schrijver vind je hier.

Journalistiek kan ook anders




‘Graphic Novel’ is een nogal vage - maar momenteel erg hippe - benaming voor een strip. Deze term wordt te pas en te onpas toegepast. Doorgaans zijn deze strips al snel enkele centimeters dik. Ze zijn ze altijd zwart-wit. En ze behandelen een ‘serieus’ onderwerp, maar dit kan natuurlijk wel op komische wijze, zolang de onderliggende toon niet al te absurd wordt. Genrebeperkingen zijn er niet. Fictie, non-fictie, kortverhalen, zodra de strip 1 vingerdikte of meer beslaat in breedte, wordt de strip een ‘Graphic Novel’.


De terminologie terzijde, velen onder jullie zullen op z’n minst Maus van Art Spiegelman kennen. Misschien Blankets (Craig Thompson) of Watchmen (Alan Moore) ook. Sinds de film Sin City is Frank Miller ook aan een opmars bezig. Maar vanuit journalistiek oogpunt zijn de strips van Joe Sacco wel heel opmerkelijk. Ikzelf was meteen onder de indruk van zijn unieke strips.


Joe Sacco is journalist én cartoonist. Zijn politiek-historische non-fictie werk wordt ook wel New Journalism of Comic-book journalism genoemd. Vooral Safe Area Gorazde en Palestine zijn uitzonderlijke werken.

In het 288 pagina’s tellende Palestine: In the Gaza Strip (die in 1996 de American Book Award won) beschrijft Sacco zijn bezoek aan de Palestijnse West Bank en de Gazastrook in het begin van de jaren 90. Hij interviewde er meer dan honderd Palestijnen én Joden.


"Sacco brilliantly and poignantly captures the essence of life under a repressive and prolonged occupation. Each page is equivalent to an essay on one of the many aspects of the occupation… His material is presented with a great deal of skill, insight and compassion." Naseer H. Aruri, Professor of Political Science at the University of Massachusetts

In reportagestijl vertelt Sacco over de goede en slechte (vaak gruwelijke) verhalen die hij hoorde. Sacco zelf is de hoofdrolspeler in zijn strips, we volgen hem en we maken mee wat hij meemaakt. De lezer krijgt een uitgebreide historische achtergrond, maar Sacco laat vooral de mensen aan het woord. Dit resulteert in een erg aangrijpend verhaal over de Palestijnse kwestie. Sacco probeert bovendien steeds neutraal te observeren.

"It figures that one of the first books to make sense of this mess would be a comic book."
Entertainment Weekly


Een voorbeeldje van Sacco's stijl is wel op zijn plaats. Na een hele tijd in de Gazastrook te hebben doorgebracht herinnert hij zich een gesprek met twee Israelische vrouwen. Een van hen vraagt "Shouldn't you be seeing our side of the story, too?" Hij denkt erover na: "And what can I say?... standing there with two girls from Tel-Aviv, it occurs to me that I have seen the Israelis, but through Palestinian eyes - that Israelis were mainly soldiers and settlers to me now, too."

Vervolgens neemt hij één van deze meisjes mee naar een Arabische markt, om haar te tonen dat de Palestijnen vriendelijke mensen zijn. Al wandelend naast een Israelische vrouw, lijken de Palestijnen hem plots vreemd en vijandig. Sacco voelt opeens de angst die de Israeli's voor de Palestijnen voelen. Hij ziet het conflict letterlijk van beide kanten.

Sacco creëert zo een erg genuanceerd beeld van het conflict. De lezer krijgt een in-depth reportage voorgeschoteld, waarin Sacco aantoont dat de grens tussen daders en slachtoffers vaak erg grijs is.


maandag 5 november 2007


Europese pleingekte

Zaterdagmiddag, nergens een spatje regen te bespeuren en niets doen. Of toch niets dringends. Vragend kijk ik naar mijn bezoek. Of we misschien iets ‘cultureels’ kunnen doen?
Iets cultureels, mij best, zo heeft een mens nog eens iets om over te praten.

Een bekende zoekmachine leidt onze aandacht naar het nieuwste paradepaardje van Europalia. Agorafolly is een Europees project dat de aandacht op jonge kunstenaars wil vestigen. Elke Europese lidstaat mag één kunstenaar uitsturen die per loting een Brussels plein ter beschikking krijgt om ‘iets’ mee te doen.

Enthousiast trekken wij onze beste wandelschoenen aan (lees:botjes met een bescheiden hakje van zo’n 10 centimeter) en begeven ons naar het Sint-Katelijne-plein, waar deze kunstzinnige route begint. Daar treffen we meteen een horde touristen aan, allen met koptelefoon op de oren geklemd. Deze formule kost geld, dus wij opteren dan maar voor het bescheiden, gratis foldertje.

Natuurlijk, het beoordelen van kunst is iets subjectief, daar zijn we ons van bewust. Maar hoe beter we ons best doen om dit gegeven in ons achterhoofd te houden, hoe moeilijker het wordt om onze lach te bedwingen. Resultaat, na het bekijken van drie ‘kunstwerken’ lopen we door de hoofdstad als twee gieberende tieners zonder kop. Ach ja, oud zien we er gelukkig nog niet uit.

Positief aan deze route is wel dat een mens nog eens iets ‘schoon’ ziet, wat dan eerder op de Brusselse binnenstad dan op de kunstwerken slaat. Als je het routeplan volgt kom je door alle mooie buurten van Brussel, en dat zijn er veel. Alhoewel we doorzetters zijn, beginnen onze voeten en maag na een paar uur toch een beetje te protesteren. Er komen nog wel regenloze dagen.

Agorafolly is een aanrader voor mensen, die zoals wij, nog niet zo vertrouwd zijn met onze hoofdstad, en daar dringend iets willen aan veranderen. Als is het zoeken naar de grote K in de kunstwerken op zich ook wel een belevenis. Geïnteresseerden moeten zich wel een beetje haasten. Zowat de helft van de 27 werken is ondertussen al ten prooi gevallen aan vandalen, hopelijk hebben ze er iets ‘kunstzinnig’ mee gedaan.